Elena Rozenberg (2015)
Uit de verhalenbundel Boven de Wolken, Uitgeverij Magonia

Olaf was net veertien toen hij, samen met een aantal van zijn vrienden van het Bonnefanten College, was uitgenodigd om op een vrijdagavond in september bij Elena Rozenberg thuis haar zeventiende verjaardag te vieren. Hij had, toen hij om kwart over vier na een van zijn slopende schooldagen op het Sint-Maartens College waarop de tijd voorbij leek te kruipen, thuis kwam, de uitnodiging voor het feest op de deurmat aangetroffen en nog voor hij zichzelf van de zware schooltas bevrijdde, had hij de envelop, waarop hij Elena’s handschrift onmiddellijk herkende, gehaast opengescheurd. Het was een lichtblauwe kaart, aan de randen voorzien van afbeeldingen van gekleurde slingers en oranje en grijze poezen die met toegeknepen ogen Olaf in zijn rood aangelopen gezicht keken. Alsof ze hem om zijn enthousiasme uitlachten. Elena werd door vrienden het poezenmeisje genoemd; ze leek zelf ook wel een katachtige, vond Olaf. Op de kaart stonden in grote, vrolijke letters Elena’s naam en nieuwe leeftijd gedrukt, gevolgd door haar adres en de aanvangstijd van het feest. Onderaan, weggedrukt tegen de rand van het papier, vond hij drie licht uitgeveegde woorden in blauwe inkt: ‘Blijf je logeren?’ Olaf wist niet of de boodschap louter aan hem was gericht of dat Elena de tekst, na zich gerealiseerd te hebben deze te zijn vergeten, handmatig aan elke uitnodiging had toegevoegd. Die onwetendheid bracht hem dusdanig in verwarring dat hij de middag voor het feest wel tien keer zijn logeertas in en uit pakte. Dat verliep min of meer zo: hij legde een witte onderbroek, door zijn moeder kreukloos opgevouwen, links op zijn smalle bed, rechts zijn tandenborstel en kam op een stijve bruine handdoek en in het midden een pyjama. Dan stapelde hij de torentjes op elkaar en stouwde ze in zijn tas, om ze er een aantal minuten later weer uit te halen, de witte onderbroek toch te verruilen voor een donkere en in plaats van de effen beige pyjama de grijze met de zwarte strepen uit de kledingkast te grissen (wat als ze niet van beige hield?). Stel dat de raadselachtige boodschap helemaal niet zo raadselachtig bleek en heel de vriendengroep was gevraagd bij haar te overnachten, dan zou Olaf liever na het feest huiswaarts keren. Hij kieperde de tas om, liet alle spullen op het bed neerploffen en begon na een half uur peinzen weer in te pakken. Het kwam niet in hem op een van zijn vrienden te bellen om te vragen of zijn of haar uitnodiging ook was voorzien van de geheimzinnige tekst. Hij had het waarachtig, hoe zeer iets in hem ook verlangde naar opheldering, toch niet willen weten, mocht het antwoord op die vraag bevestigend zijn. De onwetendheid stelde hem in staat in het geniep te fantaseren over de logeerpartij: hij met Elena samen. Het was een prettig gevoel in zijn onderbuik en opheldering over de kwestie zou dat gevoel doen verstommen. Hij vond het prettig erover te fantaseren en liet het zo.

Elena Rozenberg was het meisje van Ties van Breemen, een van de jongens waarmee hij, sinds hij de lagere school verlaten had, zeer regelmatig omging. Ties zat bij Vincent Meulendijk in de klas en Vincent was vanaf de derde klas van de lagere school Olafs beste vriend geweest. Het pijnlijke nieuws dat Olaf niet zoals Vincent het gymnasium zou halen, was op zijn gemoed ingeslagen als een bom; hij wilde zijn enige vriend niet verliezen en had, toen hij samen met zijn ouders thuis kwam na het beslissende gesprek met de directeur, zich uit verslagenheid een aantal dagen opgesloten in zijn slaapkamer. Maar ondanks de schoolbreuk was hun vriendschap nooit ten einde gekomen, sterker nog, Vincent had Olaf (die hem daar zeer dankbaar voor was) bij zijn nieuwe vrienden van het Bonnefanten betrokken en de groep had hem onvoorwaardelijk geaccepteerd. Zodoende had hij Ties leren kennen, en zo nog een stuk of zeven andere jongens en meisjes. De meesten waren ouder dan Olaf en hij vond zichzelf een stuk onervarener en bovenal dommer dan zijn vrienden. Elena bijvoorbeeld: zij was haast drie jaar ouder en had toch al zes maanden vaste verkering met Ties. Olaf begreep niet wat zij in Ties zag. Elena was populair (zonder daar moeite voor te hoeven doen), joviaal, zacht van karakter en ze was oogverblindend mooi. Eens was het voorgevallen dat hij na het ophalen van zijn vrienden niet mee naar het huis van Vincent, maar naar dat van Elena fietste. Gebruikelijk was dat niet; het was nooit eerder voorgekomen dat Elena de jongens en meisjes thuis uitnodigde. Olaf begreep daar na het zien van het huis weinig van. Het leek in niets op iets wat hij eerder had gezien. Om te beginnen was het het grootste huis waarin hij ooit had rondgelopen. Het was een voormalig restaurant dat Elena’s ouders jaren geleden voor een prikkie hadden gekocht, waar de staat van het pand dan ook naar was. De hal liep over in de reusachtige woonkamer, waar decennia lang mensen, wellicht onder het genot van een rode wijn of een vers getapt abdijbier, hun avondmaal genuttigd hadden. Recht tegenover de entree van het huis, tegen de achterste zijde van de woonkamer, bevond zich een bar die in een lichte boog een deel van de ruimte in beslag nam. De originele barkrukken waren nooit vervangen, net zo min als dat er ooit iets opnieuw was geverfd of behangen. De grote bronzen kroonluchters die de hele ruimte sierden waren nooit verruild voor modernere lichtbronnen en zelfs het bestek en servies waren door de restauranteigenaar, bij wie naar alle waarschijnlijkheid na het faillissement al genoeg leed op de schouders rustte, in de keuken achtergelaten. Hoe vervallen het huis ook was, Olaf vond het paradijselijk. Overdag kleurde de zon die door de vele, hoge ramen viel alles goud en boven de mahoniehouten boekenkasten en tafels dansten dan als minuscule vuurvliegjes duizenden stofdeeltjes in de zonnestralen driftig om elkaar heen. Elena’s ouders hadden de rest van de ruimte opgevuld met stoelen in alle kleuren en maten, hier en daar een paarse of flesgroene poef en in het midden van de kamer stond een tafel ter grote van een voetbalveld, zodat het hele gezin (Elena, haar ouders en haar vier oudere zussen en broer) tijdens het avondmaal vrij langs de dampende ovenschalen kon bewegen. Maar dat tafereel was verleden tijd, want Elena was het enige kind dat nog thuis woonde. Een meisje met zo’n schitterend huis zou elke jongen wel aan zijn zijde willen hebben, dacht Olaf wanneer hij de weken na het bezoek zijn vrienden na school bij het Bonnefanten op ging halen en zij met haar lange, donkerrode lokken, door de poort in het loden hekwerk dat het schoolplein scheidde van de doorgaande weg, samen met de andere vrienden op hem afgelopen kwam. Maar hij was te jong voor Elena en daar kwam nog bij, zij had al een vriend.

Op zijn eigen school had Olaf geen vriend; slechts met één of twee jongens besprak hij wel eens het een en ander maar in de buurt van een vriendschap kwam het nooit. Het was niet zo dat hij niet wilde, maar het was er eenvoudigweg in de twee jaar dat hij nu op het voortgezet zat niet van gekomen. De eerste weken op het Sint-Maartens College had hij aandachtig zijn schoolgenoten bestudeerd, in de klas tijdens de lessen en tijdens de lunchpauzes in de kantine en wanneer het moest, tegen het naderen van de zomer wanneer meneer Houtman in een van zijn beschamende, haast kinderlijke uitspattingen een verblijf in de kantine verbood en alle leerlingen dreigend naar buiten dirigeerde, op het kille schoolplein dat hij liever vermeed. Binnen waren de regels duidelijk – hij had sinds de eerste schooldag een plek in de kantine weten te bemachtigen, op de vensterbank in de beschutting van een diepliggend raam, waar hij elke pauze (behalve dus tijdens een uitspatting van meneer Houtman) zijn brood en melk nuttigde. Op het schoolplein voelde hij zich een onbeholpen dier, het ronddolen ging hem nooit goed af. In het raam wist hij zijn plek en kon hij ongestoord zijn schoolgenoten gadeslaan. In die eerste weken had hij in geen enkeling een vriend herkend en hij vond het niet nodig verder te zoeken. Hij had elders al een vriendengroep en was vastberaden zo stil en onopvallend mogelijk de vier jaren op het Sint-Maartenscollege door te komen. De eerste weken hadden zijn schoolgenoten hem uitgedaagd, getreiterd zelfs (zijn lunch was een aantal keer uit zijn handen gegrist en demonstratief in de prullenbak gemikt), maar het plezier was er voor de pestkoppen al gauw af, want Olaf gaf geen kik. Sindsdien liet iedereen hem met rust en zo vond hij het best.

Olaf was nu veertien maar pas sinds een paar maanden begon zijn gestalte zich los te weken van de kinderlijke vorm die het altijd had gehad. Op een ochtend, vlak na zijn dertiende verjaardag, had hij voor het douchen bij zijn spiegelbeeld twee subtiele gleuven van zijn kruis richting zijn heupen ontdekt, die zijn met dons bedekte bovenbenen van zijn bovenlichaam scheidden. Hij had met zijn vingertoppen de gleuven naar zijn geslacht (dat sinds kort ook prominenter aanwezig leek) gevolgd en was tevreden dichter naar de spiegel toe gebogen. Hij vond het mannelijk en mooi, zoals hij het wel eens bij andere jongens in het zwembad had gezien. Vanaf dat moment veranderde zijn lichaam snel. De huid werd dunner waardoor er over heel zijn lichaam in allerlei richtingen lijnen opdoemden die, wanneer hij een spier aanspande driftig verschoten. Ook vond hij dat zijn donkere haar, dat hij al zo lang hij zich kon heugen tot op zijn schouders droeg, en zijn haast zwarte, wollige wenkbrauwen (twee mollige rupsen) beter pasten bij zijn gezicht nu het hoekiger werd. Het zachte van het dons op zijn wangen contrasteerde mooi met zijn scherper wordende kaaklijn, waar het voorheen iets van een jong, gekweld dier had gehad - meelijwekkend was het misschien zelfs geweest. Zo was het beter, scherp en zacht; hij begon zijn gezicht zelfs mooi te vinden en hij kon zich voor het eerst voorstellen dat een meisje met haar tere vingertoppen langs zijn wang zou strijken. Hij had al eens een meisje gekust maar hij had niet begrepen waar al die ophef van zijn vrienden over kussen vandaan kwam. Het gebeurde nog niet zo lang geleden, toen hij op een drukkende zomeravond met zijn vrienden van het Bonnefanten aan de rand van het meer waar zij ’s zomers vaak naartoe fietsten, zijn handdoek en etenswaar had uitgestald. Nog voor het donker werd was de groep uit voorzorg vertrokken, het zou die nacht flink gaan stormen en onweren, maar Gina Overbeek had onopvallend zijn hand gepakt en hem doortastend aangekeken terwijl ze licht haar ogen toekneep. Die blik had hem doen begrijpen dat hij met haar alleen zou achterblijven, storm of geen storm, en dat er voor de eerste keer zich iets af zou gaan spelen tussen hem en een meisje. Gina was een jaar ouder dan hij en toch zeker een halve kop groter. Ze droeg haar blonde haren in een volle paardenstaart die met elke beweging over haar linker en dan weer over haar rechter schouder zwiepte, beweeglijk als een paling, net zo beweeglijk en ongecontroleerd als zijzelf. Gina was mooi maar niet van een opvallende schoonheid, en toen het moment daar was waarop de groep hen alleen achter liet, schouderophalend (het was onmogelijk de eigenzinnige Gina van een van haar ondoordachte ideeën af te brengen en dat gegeven was bij iedereen bekend), had zij Olaf nogmaals bij de hand gepakt en gekust. Hij viel achterover op zijn handdoek en zij kletterde op zijn half ontblote lichaam. Gina’s mond was nat en groot geweest, te groot voor zijn gezicht, maar hij kuste haar terug zoals hij het acteurs in romantische films had zien doen, met zijn ene hand op haar onderrug terwijl zijn andere hand de zwiepende paardenstaart zocht, vond en streelde. Met Gina was het daarbij gebleven. Hij had zich de dag na zijn eerste kus niet anders gevoeld dan ervóór, niet plots volwassen en bevoorrecht, zoals wanneer je je voelde als je vader je vertrouwelijk het horloge van de vader van zijn vader doorgaf, zoals Ronnie Reynaerts, een van de oudere jongens uit de vriendengroep die al zo vaak een meisje had gehad, het gevoel wel eens had beschreven. De eerste kus zou volgens hem een kostbaar geschenk zijn dat je dagen, weken lang in je onderbuik zou voelen kriebelen, maar Olaf voelde niets. Niet wanneer hij naar Gina keek (en zij zijn blik beantwoordde met het ondeugend optrekken van een van haar mondhoeken) en niet wanneer hij terug dacht aan de kus. Later had Gina nog eens met haar lange, dunne vingers Olafs knie gestreeld, in de schaduw van een wilgenboom op het schoolplein van het Bonnefanten maar hij had hem voorzichtig teruggetrokken en daarmee was het gedaan tussen Gina en hem. Na Gina had zich nog eens iets afgespeeld tussen hem en een meisje. Ze heette Catelijne de Vries en was bevriend met Vincent, die haar in de groep had geïntroduceerd. Catelijne was exact een week jonger dan Olaf en ze had een tik met haar linkeroog. Werd zij nerveus, dan begon het onstuimig te knipperen, waarop zij haar hoofd scheef trok in de hoop het zo min mogelijk op te laten vallen. Olaf vond de tik juist erg sympathiek en had, tijdens een van de middagen waarop de vriendengroep bij Ronnie thuis bijeen was gekomen, vluchtig een kus op haar knipperende ooglid gedrukt. Zijn vrienden hadden Catelijne en hem aanmoedigend uitgejoeld en de daaropvolgende keren dat zij hem aankeek, knipperde haar ooglid vlugger dan ooit. Al gauw ging het in de groep rond dat Catelijne verliefd op hem was en Olaf voelde ook iets kriebelen in zijn onderbuik, iets waarop hij na de kus met Gina had gewacht maar dat nooit was gekomen. Nu wist hij waarover Ronnie had gesproken, al had hij haar nog niet eens gekust. ’s Avonds als hij in bed lag dacht hij aan de kleine Catelijne en haar ronde gezicht, omlijst door het donkere piekhaar dat werkelijk alle kanten op stond. Hij voelde het intense verlangen haar in zijn armen te sluiten en heen en weer te wiegen; ze had ook iets van een klein kind dat in een menigte haar ouders was zoekgeraakt en af en toe streelde hij dan zijn eigen borst en buik, met haar in gedachten. Maar Catelijne was anders dan Gina Overbeek, minder vrij en niet half zo ondeugend, en Olaf had al gauw begrepen dat zij hem nooit uit zichzelf, zoals Gina destijds had gedaan, zou kussen; hij moest een moment kiezen waarop het zou gebeuren. Hij fietste de avond na een feest van Martine Rooijakkers, een van de vriendinnetjes van Ronnie, met Catelijne mee naar haar huis. Zij had hem vanaf haar fiets een paar keer schichtig aangekeken, met haar linkeroog, want hij had die ochtend aan de ontbijttafel al bedacht dat hij links van haar zou gaan fietsen zodat niet zij maar hij aan de kant van het razende verkeer fietste (waarom voelde hij toch zo de sterk de drang haar te beschermen?) en Olaf had het knipperen van haar oog beantwoord met een onhandige aai over haar wang; één hand aan het stuur, één hand tegen haar gezicht. Zo slingerden zij in stilte door de Ridderstraat, naar het huis van Catelijne. Daar aangekomen had hij enkel, terwijl zij licht voorovergebogen de sleutel uit het fietsslot viste, zijn hand om haar middel hoeven slaan en haar naar zich toe hoeven trekken. Achter de poort in de schutting, had hij eerst haar nek gekust, zij nog altijd ruggelings tegen hem aan met de fietssleutel in haar hand en teder had hij zijn vingers over haar rug laten glijden. Toen Catelijne zich omdraaide viel het hem vreemd genoeg voor het eerst pas op dat zij flink kleiner was dan hij en hij boog onhandig door zijn knieën, waarop zij een nerveuze, hoge lach niet kon onderdrukken. Haar gegiechel onderbrak hij met hun eerste kus, terwijl hij tegen zijn wang de wimpers van haar driftig knipperende ooglid voelde kriebelen. De kus met Catelijne was prettig geweest, romig en beheerst, maar het duurde niet lang voor het plezierige gevoel in zijn onderbuik dat hij tot nu toe elke keer had gevoeld als hij aan haar dacht, volledig was verdwenen. Ze kusten nog twee keer – één keer bij Ronnie op de bank toen Ronnie, na hoogmoedig naar Olaf geknipoogd te hebben, alsof hij wilde zeggen: zó pak je meisjes aan, de giechelende Martine aan zijn hand mee de trap op nam en één keer nogmaals bij Catelijne in de tuin. De laatste kus had wel een minuut of tien geduurd, onafgebroken drukte hij zijn lippen op de dunne, roze mond van Catelijne waarmee ze zo lieflijk kon glimlachen, en zij liet haar handen in het kuiltje boven zijn billen rusten. De avonden na de laatste kus, als hij na het avondeten naar zijn slaapkamer vertrok voor de stapels huiswerk die elke avond op hem wachtten, dacht hij aan Catelijne. Hij beeldde zich in hoe zij tijdens de eerste kus haar lichaam tegen het zijne aan had gedrukt, bedachtzaam, net zoals zij niet meteen haar lippen van elkaar had gedaan om Olafs tong binnen te laten maar eerst een tijdje met gesloten mond zijn droge zoenen in ontvangst had genomen. Terwijl hij zich achterover op zijn bed liet vallen en zijn ogen sloot, fantaseerde hij over haar handen op zijn rug, zijn gezicht in haar warme nek, en plots gebeurde het dat, tussen twee keer knipperen door, hij niet het gezicht van Catelijne in gedachten streelde en zoende, soepel en haastig, zoals hij het in het echt niet had durven doen, maar dat van Elena Rozenberg. 


Next
 
© Prins de Vos, 2024